Het is winter. Terwijl ik het centrum uitloop, roept een groepje jongeren mij iets na. Ik kijk om me heen om te zien of ze echt mij moeten hebben. En vooral: waarom?
Mijn vriend naast me houdt zich koest en doet alsof er niks is gebeurd. Dat maakt mij alleen maar nieuwsgieriger en ik vraag ‘m wat dit had te betekenen. “Het is je broek”, legt hij uit. “Je hebt een witte broek aan.”
Inderdaad. Ik heb een crèmekleurige broek aan. Maar eh, wat is het probleem? “Je kunt Kosovaren uit het buitenland herkennen aan hun witte broek. Ze scholden je net uit voor ‘sjatsi’, zo noemen we Kosovaren uit het buitenland.”
‘Je hebt een witte broek aan’
Het is inmiddels zomer en ik zit met een vriend op het balkon. “Je kunt Kosovaren uit de diaspora er uitpikken van een kilometer ver”, zegt hij. “Ze dragen bijvoorbeeld hun pet achterstevoren. Alsof het hip-hoppers zijn… Kijk, daar loopt er één! En dat gemillimeterde baardje van ‘m. Heel herkenbaar.”
Net als Marokkanen en Turken gaan Kosovaren massaal naar hun vaderland in de zomer. Het liefste met een grote auto, al dan niet gehuurd. Ze blijven vaak wekenlang logeren bij familie.
Ik krijg wel eens de vraag of Kosovo niet meer moet doen om toeristen te trekken. Natuurlijk, het land heeft veel ingrediënten voor een topvakantie. Maar met al die duizenden soortgenoten uit de diaspora, zit het land in de zomermaanden bomvol.
Oja, ik heb mijn witte broek heel ver in de kast gestopt.
Ha, wat toevallig! Toen ik van de week met een vriend door Prishtina liep legde hij me ook uit wat ‘sjatsi’ betekent. Leuk dat jij hier nu ook wat over schrijft. En Kosovo heeft zeker veel ingrediënten voor een topvakantie. Ik hoop toch wel dat het toerisme hier weer aantrekt.